Overtuigingen – een voorbeeld uit mijn eigen leven

‘Hè, kleintje’, zegt hij grappend en slaat een arm om mijn schouders. ‘Dat mag ik wel zeggen toch?’ Nou, vooruut, zeg ik.

Er suddert iets, een vervelend gevoel in mijn buik. De laatste weken word ik namelijk op een of andere manier continu weer door mensen ‘kleintje’ genoemd. En dat raakt iets in mij.

Ik zit in klas 5 en zal 10 jaar geweest zijn.
We staan bij gym in de rij, van groot naar klein. De groten mogen altijd eerst, wij komen achteraan. Ik ben de één na kleinste, gelukkig staat er links van mij nog een meisje. Rechts van mij staat een jongetje. Ik meet geregeld even of ik niet groter ben dan hij, zodat ik een plekje naar voren kan opschuiven. Gelukkig heeft hij van die hele dunne turnschoentjes aan. Maar helaas, ik kwam hem nooit voorbij.

Ik zit in de brugklas.
We lopen in de pauze altijd even een rondje. Tot een paar keer toe lopen er steeds meiden uit Mavo-4 achter ons. Ze praten over mij en zeggen: ‘die komt zeker nét van de kleuterschool’ en lachen en schelden me uit. Tot ik er een keer genoeg van heb en me omdraai en schreeuw dat ze moeten ophouden. Het stopte.

Ik ben 16 jaar, en groei maar niet.
Ik ga met mijn vader naar het ziekenhuis, ze maken een foto van mijn hand, om te zien hoeveel kraakbeen er nog in zit. Dan kunnen ze blijkbaar berekenen hoeveel centimeter ik er nog bij krijg. Hooguit 3 cm. Het zijn er 2 geworden geloof ik. Ik baalde. Ik zou nooit groot worden. Ik ben altijd klein. Hier heb ik het mee te doen.

Bovenstaand verhaal is een van de redenen waardoor er een minderwaardigheidscomplex ontstond bij mij. Overtuigingen als ‘ik ben minder, want ik ben klein’ / ‘het gaat om de anderen, maar niet om mij’ etc ontstonden.

Wat ging ik doen? Ik ging compenseren, mezelf bewijzen, vooral in sport. Daar was ik goed in! Ik rende als een van de hardste (misselijk en met een bloedsmaak in mijn mond, maar dat interesseerde me niet). Ik kon het hardst gooien van de meiden, sloeg home-runs, werd meegevraagd door VWO-6 naar de interscolaire en dan groeide ik. Ook was ik vaak de grappenmaker in de groep, de clown.

Dit is een voorbeeld van hoe overtuigingen zich kunnen gaan nestelen in je hoofd, en je coping-technieken gaat toepassen, die op het moment zelf nuttig waren.

En in het hier-en-nu kan je soms ineens weer getriggerd worden, zoals ook bij mij gebeurde. Dan word je geraakt in iets ouds. De vraag is hoe je daar vervolgens mee omgaat/wilt gaan. Zijn de oude technieken nog zinvol? Of wil je het anders?

Het goede nieuws is dat je dit kunt leren. En ja, dat gaat vaak met vallen en opstaan en kost tijd. Wil je daarin investeren? Je bent van harte welkom!

PS. Enne, mag je me nu geen ‘kleintje’ meer noemen? Jawel hoor, kom maar op! 🙂